Gregorius

Hij werd rond 540 te Rome geboren als zoon van Gordianus, een senator uit het oude en welgestelde patriciërsgeslacht der Anicii. Gordianus zou zich later afkeren van het wereldse en een van de zeven diakens van Rome worden. Gregorius werd in 572, mede op grond van zijn hoge afkomst, door keizer Flavius Justinus benoemd tot stadsprefect ondanks zijn leeftijd van slechts 33 jaar. De dood van zijn vader betekende een ommekeer in zijn leven. Hij liet zes kloosters bouwen op Sicilië (de familie bezat daar grote landerijen) en stichtte een zevende in zijn ouderlijk huis te Rome op de Mons Caelius. Dit werd het benedictijner klooster van St.-Andreas. Op 35-jarige leeftijd trad hij hier zelf in (na zijn dood werd de naam veranderd in San Gregorio Magno al Celio). Gregorius had een diep respect voor het kloosterleven: ‘het leven van een monnik is een vurig zoeken naar de verschijning van onze Schepper’. Vervolgens was hij vijf jaar pauselijk afgezant in Constantinopel en daarna vijf jaar abt van zijn eigen klooster. Hij adviseerde vijf achtereenvolgende pausen. Op 3 september 590 werd hij zelf unaniem tot paus gekozen als opvolger van Pelagius II. Hij legde de grondslag voor het middeleeuwse pausschap; zelf zag hij zich het liefst als 'servus servorum Dei' (dienaar der dienaren Gods). Hij is, samen met Ambrosius van Milaan, Augustinus van Hippo en Hiëronymus van Betlehem, een van de vier grote westerse kerkvaders. In 602 voerde hij de reeds bestaande veertigdaagse vastenperiode voor Pasen in voor heel de Kerk. Hij stelde regels op voor passende kerkmuziek; deze muziek is sindsdien naar hem genoemd: het gregoriaans. Zijn 'Regula pastoralis liber' (Herderlijke regel) over ascese en pastorale zorg werd door de heilige koning Alfred de Grote († 889) in het Engels vertaald. Beroemd is ook zijn commentaar op het boek Job, de ‘Moralium Libri XXXV’ en zijn 'Dialogorum libri'. In 604, op 12 maart, kwam Gregorius te overlijden. Hij werd in de portico van de basiliek van Sint Petrus begraven. Hij is de beschermheilige van geleerden, leraren en studenten; van kerkzangers, koorknapen en musici, en van metselaars en steenhouwers (vanwege het grote aantal kerken en kloosters dat hij liet bouwen). Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen de pest, de jicht en tegen een plotselinge dood. Zijn feestdag valt op 12 maart & 3 september. Hij wordt doorgaans afgebeeld met tiara, kruisstaf of pauselijke staf; met boek of schrijvend (kerkvader) en soms met een duif op zijn schouder.

Lees meer



Lees meer

(Engels, uitgebreid)